Studieprogramma

Studieprogramma associate degree Voedingsmiddelentechnologie

De associate degree Voedingsmiddelentechnologie bestaat uit zeven onderdelen. De eerste zes onderdelen omvat een periode van negen weken. De periodes drie en vier van leerjaar twee zijn samengevoegd en is een eindonderdeel waarin het geleerde in de praktijk wordt gebracht. In iedere periode zit een integrale opdracht die het verband legt tussen de praktijk en de theorie.

Voorbeeld jaar 1

Het eerste jaar is opgebouwd met de onderstaande modules:

Jaar Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
1

Basisvaardig-heden (15 EC)

 

Competenties: Onderzoeken & Zelfsturing

Proces-optimalisatie (15EC)
 

Competenties: Onderzoeken & Adviseren

Beheren van kwaliteits-systemen (15EC)

Competentie: Beheren

Product Technologie (15EC)
 

Competenties: Onderzoeken, Experimenteren & Ontwikkelen

 

Periode 1, basisvaardigheden
Tijdens deze module wordt er gestart met de basisvaardigheden wiskunde, chemisch rekenen en statistiek. Wiskunde bevat onder meer het manipuleren van formules en een drietal veel voorkomende (wiskundige) modellen. Bij het onderdeel chemisch rekenen wordt er kennis gemaakt met chemische analyses en ligt de nadruk op hoe analyses adequaat en juist uitgevoerd kunnen worden. Het vak statistiek biedt verdieping bij de verwerking van data. Er wordt een aantal veel voorkomende beschrijvende kentallen en grafieken behandeld.
De eerste integrale opdracht: in het eigen bedrijf wordt op zoek gegaan naar toepassingen van wiskunde (modellen), chemisch rekenen (chemische analyses) en statistiek (onderzoek).

Periode 2, procesoptimalisatie
Centraal in de module staat een productie op het bedrijf. De student verzamelt (bedrijfs)gegevens over de productie en het productieproces en schrijft een adviesrapport. Tijdens de module worden colleges procestechnologie gegeven. Het onderdeel procestechnologie wordt afgesloten met een tentamen engineering. De module wordt afgesloten met een presentatie waarin het optimaliseringsadvies toegelicht wordt.

Periode 3, beheren van kwaliteitssystemen
Vanuit een wettelijke verplichting heeft ieder voedingsmiddelen-productiebedrijf een HACCP-systeem. In dit thema wordt door het uitwerken van een case de HACCP-systematiek op een in de praktijk toepasbare wijze getraind. De nadruk ligt daarbij op het kunnen uitvoeren van een HACCP-analyse en met deze resultaten een rudimentair kwaliteitssysteem kunnen opzetten. Hierbij is het van groot belang om de microbiële gevaren bij een bepaald type product te inventariseren, waarbij ook aandacht besteed wordt aan de noodzakelijke achtergrondkennis op microbiologisch vlak.. Niet weg te denken uit het moderne (bedrijfs)leven is het werken met databases (informatiesystemen) en het gebruik van informatie daaruit. Deze informatie wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering zoals het uitvoeren van kwaliteitscontroles en het leren inschatten van de (on)mogelijkheden van systemen. Een specifieke vorm van gebruik van informatie is het sturen van een productielijn op basis van Statistic Process Control. Een aantal gerichte opdrachten verschaft de student inzicht in de basisbegrippen van deze methodiek.

Periode 4, Producttechnologie
De technologische opdrachten zijn gerelateerd aan manieren van verwerking op het bedrijf en behelzen het produceren van producten en het uitvoeren van een aantal productvariaties. De student gaat literatuur van een bestaande productiemethode bestuderen en een opzet maken om zelf ook productie te gaan uitvoeren. Belangrijk hierbij is om de rol van ingrediënten en procesomstandigheden in te zien en die rol ook uit te testen door bewust geselecteerde parameters te variëren. Bij de opzet hoort ook een plan om bepaalde parameters gedurende de productie te volgen en een manier om het eindproduct te beoordelen. Bij deze module vervult de student de rol van producttechnoloog bij een productielocatie.

De opdrachten worden uitgevoerd op de laboratoria en in de pilot plant of indien mogelijk op het eigen bedrijf. Een praktijkdocent doet de begeleiding op de pilot plant. Wanneer studenten in hun eigen bedrijf iets mogen proefproduceren, dan worden er afspraken gemaakt met de beheerder van de apparatuur. Hierbij is tutorbegeleiding op school.

Specifiek leert de student een proefopzet te maken en, omdat het ook daadwerkelijk uitgevoerd moet worden, na te denken over praktische consequenties en uitvoerbaarheid. Er moet vooraf een doordacht plan van productie, metingen en bepalingen aanwezig zijn. Verder wordt de technologische kennis uitgebreid met onderwerpen op het gebied van toepassing van ingrediënten, specifieke productieprocessen en kwaliteitszorg.

Voorbeeld jaar 2

Het tweede jaar is opgebouwd met de onderstaande modules:

Jaar Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4
2

Research-management (15EC)

Competenties: Onderzoeken

Productoptimalisatie (15EC)
 

Competenties: Experimenteren, Ontwikkelen & Adviseren

Integrale Product- & Procesbeheersing in het werkveld (30 EC)

Competenties: Onderzoeken, Beheren, Instrueren & Leidinggeven

 

Periode 1, researchmanagement
Studenten maken kennis met de basisbegrippen van kwantitatief empirisch onderzoek. Centraal staat: wat komt kijken bij onderzoek doen en hoe gaat dat praktisch in zijn werk? En hoe beoordeel je een echt onderzoek? Daarbij is ook aandacht voor (basis)statistiek en werken met SPSS. Het tweede deel van de module richt zich op het maken van slimme keuzes voor proefopzetten die aansluiten op de vraag van een opdrachtgever. De data van “experimental design” worden verwerkt met GLM data-analyse technieken in Excel en SPSS. De resultaten worden statistisch juist geïnterpreteerd en geformuleerd in heldere conclusies. Het onderwerp van het onderzoeksvoorstel wordt ontleend aan een project van het bedrijf.

Periode 2, productoptimalisatie
Een student kiest uit het producten die gefabriceerd worden op het eigen werk twee producten. Voor elk product wordt middels een literatuuronderzoek nagegaan wat de invloed is van additieven en procesomstandigheden op de producteigenschappen. Vervolgens wordt er een applicatieonderzoek opgezet, waarbij additieven uit het recept worden vervangen door andere (concentraties van) additieven. Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van concrete vragen uit het bedrijf. De resultaten worden weergegeven in een verslag en mondeling gepresenteerd.

Periode 3 en 4, Integrale product- en procesbeheersing
De student kiest een proces met een aantal producten waar een mogelijke verbeterslag gemaakt kan worden. Vervolgens maakt de student een plan om te onderzoeken welke aspecten van dit productieproces verbeterd kunnen worden en wat er voor deze verbeteringen veranderd en beheerst moet worden. Om aan de juiste (proces)data te komen moet de student collega’s instrueren over de benodigde resultaten en hierbij is een projectmatige aanpak nodig om tot de gewenste resultaten te leiden. Een belangrijk onderdeel van deze opdracht is de borging van zowel de veiligheid als de kwaliteit van het vernieuwde productieproces. Ook worden duurzaamheidsaspecten als energieverbruik, grondstoffenbeheer, productlogistiek meegenomen in de beheersing van het productieproces.